Onlangs werd de doe-het-zelver in mezelf weer wakker. En omdat we toch net onze zolder verbouwden, heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan de schuine wanden een boulderwand te bouwen. Dat klinkt logisch en tegelijkertijd eenvoudiger dan het eigenlijk is. Want een wand om op te klimmen heeft heel andere eisen dan een gewone plafondbekleding. Waar je dus op moet letten wanneer je zelf een boulderwand wilt bouwen, lees je in dit artikel.
Materiaal, grootte en constructie
Als een boulderwand te klein is, mag hij er misschien wel goed uitzien, maar voor trainingen is hij dan niet zo nuttig. Een wand met een oppervlakte van 6 m² zou het minimum moeten zijn. Hoe groter, hoe beter. Wanneer de wand ook door kinderen zal worden gebruikt, is het belangrijk dat een hoogte van 3 meter niet wordt overschreden, want anders is de springhoogte te groot. Als materiaal zijn natuurlijk speciale klimwandpanelen geschikt, maar ook multiplex uit de houthandel kan worden gebruikt. Het is dan belangrijk dat de panelen een dikte van 18 tot 22 mm hebben. De onderconstructie moet zeer stabiel zijn, want ze krijgt af en toe te maken met zware belasting. Als de wandpanelen niet rechtstreeks op een betonnen wand of muur worden bevestigd, is een onderconstructie van houten balken of stalen profielen aan te raden.
Hoe de (onder)constructie van een boulderwand er precies uitziet, hangt van meerdere factoren af. Naast de hellingsgraad, de hoogte en de verankeringsmogelijkheden, vereisen ook verschillende wandpanelen een verschillende onderconstructie. Hoe het ’skelet‘ van een boulderwand er moet uitzien, kan dus niet worden veralgemeend. In principe zijn alle kunstmatige klimstructuren die openbaar worden gebruikt – dus ook boulderwanden van verenigingen en scholen – onderworpen aan de Europese norm EN 12572. Daarin zijn zowel de wandhoogte als de val- en landingsruimte bepaald. Voor privégebruik is deze norm niet bindend, maar hij kan wel enkele nuttige tips leveren voor je bouwproject.
De belangrijks informatie op een rij:
- wandhoogte mag max. 4 m (vrijstaand, overklimbaar) of max. 4,5 m (niet overklimbaar) bedragen
- geen elektrische kabels in de valruimte
- voldoende val- en landingsruimte aan de zijkanten en voor en onder de boulderwand; er moet bovendien op worden gelet dat eventuele zuilen en draagbalken voldoende zijn beschermd met kussens of matten
- landingsruimte moet vlak en vrij van obstakels zijn en voldoende demping (matten etc.) is vereist; hier moeten spleten tussen de matten zo veel mogelijk worden vermeden, want deze vergroten het risico op ongevallen (verzwikken van enkel of pols); matten die uit afzonderlijke kleine delen bestaan, worden meestal met een hoes overtrokken en ook spleten tussen 8 en 20 mm moeten worden vermeden, want deze kunnen leiden tot verwonding van de vingers
Dit bepaalt echter nog steeds niet hoeveel balken of stalen profielen als dragers voor de klimwandpanelen nodig zijn en hoe dik ze moeten zijn. Zoals hierboven vermeld, hebben verschillende materialen verschillende vereisten. Kortom, we kunnen hierover geen algemene uitspraak doen. Voor eenvoudige overhangende klimwanden zijn in het algemeen balken met een dikte van 10 x 8 cm geschikt, die eventueel kunnen worden aangevuld met een lattenconstructie. Het loont de moeite om eens bij je vertrouwde houthandelaar langs te gaan en je uitgebreid te informeren. Bij ‚wildere‘ constructies kan het ook helpen om er een raadgevende timmerman bij te halen. Wanneer je kant-en-klare klimwandpanelen gebruikt, geven de montagevoorschriften van de fabrikant extra informatie. Wat belangrijk is, is dat de houten panelen steeds aan de onderconstructie worden bevestigd en niet alleen maar aan de lattenconstructie.
De wandpanelen
Gatenraster: voor de ideale afstand tussen de grepen
Als je bij de bouw van de boulderwand geen kant-en-klare klimwandpanelen gebruikt, is het belangrijk dat je nog voor het bevestigen van de panelen nadenkt over het gatenraster. Industrieel geproduceerde klimwanden hebben in principe tussen de gaten een afstand van 15 tot 25 cm en hebben dus ongeveer 25 tot 50 gaten per vierkante meter. Als je je wandpanelen zelf bouwt, is het aan te raden om een gelijkaardig gatenraster te gebruiken. Dit maakt het niet alleen mogelijk om routes met een verschillend karakter te bouwen, maar zorgt er ook voor dat je de routes achteraf nog kunt ombouwen als je dat wilt. Meestal wordt hiervoor een driehoekig raster gebruikt.
Dit kan redelijk gemakkelijk worden gemaakt. Een lange richtlat of liniaal, een potlood en een boormachine is alles wat je nodig hebt. Het gatenraster wordt op de achterkant van de panelen aangeduid. Het is belangrijk dat er voldoende afstand is tussen de rand en de gaten van de bovenste en onderste rij. Ook links en rechts moet de afstand groot genoeg zijn.
Nadat je de rand hebt bepaald, duid je eerst met horizontale en dan met verticale lijnen de afstand tussen de afzonderlijke gaten aan en creëer je zo een raster. Daarna kunnen de gaten worden gemarkeerd. In de bovenste rij neem je hiervoor steeds de punten waarin de lijnen kruisen. In de rij eronder wordt steeds op de horizontale lijn in het midden tussen twee verticale lijnen een boorgat aangeduid (zie afbeelding). Vervolgens herhaal je dit voor de andere rijen.Je kunt het gatenraster ook volledig achterwege laten als je alleen grepen gebruikt die met houtschroeven kunnen worden bevestigd. Dat bespaart werk, moeite en materiaalkosten.
Verven voor kleur en grip
Voor zover dat nog niet is gebeurd, kunnen de wandpanelen nu aan de voorkant worden geverfd. Als je de wand gewoon een andere kleur wilt geven, kun je een normale houtbeits gebruiken. Om de wandpanelen echter een oppervlaktestructuur te geven, heb je een speciale verflaag of coating nodig:
- Dekkende laklaag met antisliplak met twee componenten
Hiervoor wordt een speciale lakverf gebruikt. Deze bevat naast de gebruikelijke pigmenten e.d. ook een korrel die na het drogen voor een ruw en dus slipvrij oppervlak zorgt (grof schuurpapier). Dit soort lak zou moeten voldoen aan de antislipwaarde R11. De verf kan relatief eenvoudig worden aangebracht met een kwast of verfroller.
- Coating van epoxyhars en kwartszand
Bij deze variant wordt epoxyhars, dat ook geschikt is voor buitengebruik, gemengd met kwartszand. Hierbij is het belangrijk dat de verhouding ongeveer 5:1 bedraagt en dat het kwartszand een korrelgrootte van 0,7 – 1,2 mm heeft. Dit mengsel wordt aangebracht en vervolgens met geschikt kleurzand bestreken. Na het drogen kan overtollig materiaal worden weggeveegd.
Moeren
Nadat het gatenraster is aangeduid en de verf of coating is gedroogd, kun je op de vooraf bepaalde boorpunten de gaten voor de moeren boren. In de klimwereld worden twee verschillende soorten moeren gebruikt: flens- en inslagmoeren. Als de klimwand alleen bedoeld is voor privégebruik en zelden wordt omgebouwd, dan zijn inslagmoeren de perfecte keuze. Deze zijn het goedkopere alternatief voor flensmoeren en worden door fabrikanten zoals Metolius vaak ‚gratis‘ bij de klimgrepen meegeleverd. Voor inslagmoeren moeten gaten van 12 mm worden voorgeboord.
Voor professioneel gebruik worden daarentegen flensmoeren gebruikt. Deze zijn uiterst stevig en verdraaien ook niet wanneer de klimwand vaak wordt omgebouwd, want ze worden normaal gesproken aan de achterzijde extra beveiligd met kleine schroeven. Voor flensmoeren moeten ook grotere gaten (met diameter van 14 mm) worden geboord.
Als alle gaten zijn geboord, worden de moeren via de achterkant door de wandpanelen gestoken en verankerd. Zeker bij inslagmoeren is het aan te raden om de moeren goed in de wand te ‚trekken‘ met de schroeven (M10) die later ook zullen worden gebruikt voor de grepen.Bij het boren van de gaten kan je een stuk hout onder de achterkant van het paneel leggen om te voorkomen dat het hout van het paneel versplintert wanneer de boor erdoor gaat.
Bijna klaar om te klimmen …
Als alle wandpanelen klaar zijn, kunnen ze op de eerder geïnstalleerde onderconstructie worden bevestigd. Bij een metalen constructie kun je hierbij vertrouwen op bouten met moeren. Bij een frame van houten balken kunnen de wandpanelen worden bevestigd met standaard houtschroeven met verzonken kop. Ook hier mag je niet besparen op het materiaal en moet je erop letten dat er voldoende schroeven worden gebruikt.
Als alle panelen hangen waar ze moeten hangen, kunnen de hand- en voetgrepen worden ingeschroefd. Omdat je bij het boulderen normaal gesproken vanuit een zittende positie start, volstaat het om tot een hoogte van ca. 60 cm alleen voetgrepen te bevestigen. Daarboven komen afhankelijk van de soort wand en het kunnen van de gebruikers verschillende soorten en formaten van grepen.
Tip: Omdat de oppervlakte en vooral de hoogte bij een boulderwand vrij beperkt is, is aan te raden om niet alleen routes te bouwen die min of meer recht omhoog lopen. Als je op je boulderwand thuis ook je uithoudingsvermogen wilt trainen, is het een goed idee om ook een aantal routes te maken die in een cirkel kunnen worden geklommen. Zo kun je niet alleen zoveel rondes maken als je wilt, maar kun je ook het naar beneden klimmen intensief oefenen.
Als je ergens niet zeker over bent, kun je ook altijd raad vragen aan de routebouwers van je favoriete klimzaal.