Eerst het goede nieuws voor bergsporters: door de wetenschap is er inmiddels al grondig onderzoek gedaan naar lawines. Het ontstaan van lawines kan teruggevoerd worden op een samenspel van verschillende factoren die ook statistisch vastgelegd zijn. Het slechte nieuws is dat elk jaar nog steeds tientallen alpinisten en skiërs omkomen bij lawines, en velen van hen waren waarschijnlijk betere, meer ervaren bergsporters dan jij.
Als we het over risico hebben, maken we gebruik van de mogelijkheid van risicoreductie. De auteur Werner Munter heeft zich in zijn levenswerk uitvoerig beziggehouden met de beoordeling en de vermindering van lawinegevaar in de wintersport. Met zijn kennis presenteert hij een eenvoudig te gebruiken methode om de complexe wisselwerking tussen verschillende risicofactoren tijdens het toerskiën om te zetten in een eenvoudige ja/nee-beslissing.
VOORKOMEN VAN ONGELUKKEN IN PLAATS VAN HET OPTIMALISEREN VAN BERGINGSMAATREGELEN
Maar waar gaat het om bij risicoreductie in een gebied met lawinegevaar? Munter waarschuwt dat het doel van de methode niet „geen dodelijke slachtoffers“ is. Dat kan niet, omdat alleen al het niet te managen restrisico dit verhindert.
Het gaat dus niet om het minimaliseren van het absolute aantal slachtoffers, maar om het optimaliseren van de verhouding tussen het lawinerisico en het voorkomen van lawineongevallen.
Omdat het leven altijd bepaalde risico’s met zich meebrengt en wij bewust of onbewust dagelijks risico’s nemen, is het doel van de reductiemethode om het lawinerisico te kwantificeren en in beeld te brengen. Zo wordt mensen een besluitvormingsmechanisme aangereikt waarmee ze kunnen bepalen of ze wel of niet naar beneden willen skiën of er toch van afzien.
Essentieel voor de methode is ook dat het om het voorkomen van een ongeval gaat en niet om het minimaliseren van de gevolgen van een ongeval. Met lawinerugzakken, lawinepiepers, sondes en scheppen heb je uitrusting ter beschikking om lawineslachtoffers te bergen en te verzorgen. Je kunt er eventueel ook de ernst van de lichamelijke gevolgen van een ongeval mee verminderen.
De natuurkrachten die bij een lawine vrijkomen zijn echter zo groot dat een deel van de bedolven slachtoffers verpletterd wordt en een ander deel stikt voordat reddingswerkers hen kunnen bereiken. Daarom ligt de focus volledig op het in het algemeen voorkomen dat mensen door lawines bedolven worden.
REDUCTIEMETHODE: SNELLE BESLUITVORMINGSPROCEDURE TER PLEKKE
De reductiemethode probeert dus slechts om de factoren die het risico op een lawine vergroten te kwantificeren en te vertalen naar een eenvoudige „to go or not to go„-beslissing door middel van een formule.
De reductiemethode kent een onderverdeling in de risicofactor die bepaald wordt op basis van het lawinebericht, en de reductiefactoren (RF) die statistisch belangrijke risico’s aanduiden:
Restrisico = risicofactor ÷ (RF steilste deel van de helling x RF uitgesloten sectoren x RF grootte van de groep en afstanden)
Met de rekenmethode kun je snel en eenvoudig de omstandigheden inschatten. Bij consequente toepassing wordt het risico op een ongeval tot een minimum teruggebracht (restrisico). Als het restrisico kleiner/gelijk is aan 1, is een afdaling mogelijk; als het restrisico groter is dan 1, is de helling niet veilig genoeg en wordt een afdaling afgeraden.
GEVAARNIVEAU EN RISICOFACTOR
Een gering gevaarniveau op basis van het lawinebericht krijgt risicofactor 2 toegewezen. Een matig gevaarniveau krijgt factor 4, een beduidend gevaarniveau factor 8 en een groot gevaarniveau krijgt theoretisch gezien factor 16.
De risicofactor bij een hoog gevaarniveau is enkel theoretisch, omdat deze door de beschikbare reductiefactoren niet voldoende geminimaliseerd kan worden.
Daarom wordt aanbevolen om je bij hoog lawinegevaar alleen in gebieden met een matig steile helling van minder dan 30° te bewegen. Tussen de verschillende gevaarniveaus zijn ook nog gradaties mogelijk.
GEVAARNIVEAU EN RISICOFACTOR
GEVAARNIVEAU | SYMBOOL | SNEEUWBEDEKKING | OORZAAK LAWINE | OPMERKINGEN VOOR WINTERSPORTERS |
---|---|---|---|---|
5 zeer groot | Slecht hechtende sneeuw en grotendeels instabiel | Er kunnen zelfs in gematigd steil terrein plotseling veel grote lawines, en in sommige gevallen ook zeer grote lawines, worden verwacht. | Zeer ongunstige omstandigheden. Het wordt niet aangeraden om de bergen in te gaan. | |
4 groot | Op steile hellingen (>30°) meestal slecht gehecht | Lawines kunnen op vele steile hellingen zelfs al ontstaan bij geringe extra belasting (één persoon). Mogelijk kunnen spontaan ook middelgrote en meerdere grote lawines worden verwacht. | Ongunstige omstandigheden. Veel ervaring in het beoordelen van lawines is vereist. Beperking tot gematigd steil terrein (< 30°) / let op de uitloopgebieden van lawines. | |
3 beduidend | Op vele steile hellingen (>30°) slechts matig tot slecht gehecht | Lawines kunnen al ontstaan bij geringe extra belasting (één persoon), vooral mogelijk op de genoemde steile hellingen. In sommige gevallen zijn spontane lawines van middelgrote omvang te verwachten, maar soms ook grote lawines. | Deels ongunstige omstandigheden. Ervaring in het beoordelen van lawines is vereist. Steile hellingen van de in het lawinebericht genoemde expositie en hoogteligging indien mogelijk vermijden. | |
2 gematigd | Op sommige steile hellingen (>30°) slechts matig, verder in het algemeen goed gehecht | Lawines kunnen veroorzaakt worden door veel extra belasting (groep personen, pistevoertuig, lawine-explosie), vooral mogelijk op de in het lawinebericht genoemde steile hellingen. Grote spontane lawines worden niet verwacht. | Overwegend gunstige omstandigheden. Let bij de route die je kiest vooral op steile hellingen van de genoemde expositie en hoogteligging. | |
1 gering | In het algemeen goed gehecht en stabiel | Lawines zijn in het algemeen alleen mogelijk bij veel extra belasting (groepen personen, pistevoertuig, lawine-explosie) op sommige plekken op extreem steil terrein. Alleen aardverschuivingen en kleine lawines kunnen spontaan optreden. | In het algemeen zijn de omstandigheden veilig. |
BESCHIKBARE REDUCTIEFACTOREN
Als voorzorgsmaatregelen voor het minimaliseren van het risico op een ongeval worden onderstaande reductiefactoren gebruikt:
- Eerste reductiefactor: steilste deel van de helling (verplichte keuze als het gevaarniveau beduidend is)
- RF = 2: minder dan 40°
- RF = 3: ongeveer 35°
- RF = 4: minder dan 35°
- Tweede reductiefactor: uitgesloten sectoren (niet geldig bij natte sneeuw)
- RF = 2: hellingen die voortdurend gebruikt worden
- RF = 2: ga niet naar sector noord (NW – N – NO)
- RF = 3: ga niet naar de noordelijke helft (WNW – N – ONO)
- RF = 4: ga niet naar in het lawinebericht genoemde gevaarlijke hellingen en hoogtes
- Derde reductiefactor: groepsgrootte en volgafstand (min. 10 meter bij een beklimming, bij een afdaling meer)
- RF = 2; grote groep (meer dan 4 personen) met volgafstand
- RF = 2; kleine groep (2 tot 4 personen) zonder volgafstand
- RF = 3: kleine groep (2 tot 4 personen) met volgafstand
Beslissing: gaan of niet gaan
Is de verhouding tussen de risicofactor en het resultaat van de gekozen reductiefactoren kleiner dan of gelijk aan één (<=1), dan bestaat er bij het skiën van de helling een gering restrisico op een lawine. Als het resultaat groter is dan één (>1), wordt het afgeraden je op de helling te begeven. Er zijn dan twee mogelijkheden: de helling wordt via een minder gevaarlijke route omzeild of de tocht moet worden afgebroken.
Mogelijke valkuilen van de reductiemethode zijn echter foute aannames van degene die de berekening maakt. Als de situatie ter plekke of bijvoorbeeld de steilheid van een helling verkeerd wordt ingeschat, dan zal de berekening ook een vertekend resultaat opleveren. Daarom kan de de methode langdurige ervaring en een scherp observatievermogen niet vervangen. Bovendien kan je, ook al is het restrisico kleiner dan of gelijk aan 1, vertrouwen op je buikgevoel en er in het ergste geval voor kiezen om te stoppen.
LAWINEGEVAAR ALS COMPLEX RISICO
Het lawinerisico is een zogenaamd opgeteld risico dat is samengesteld uit afzonderlijke factoren om een cluster van risico’s te vormen. In de methode van Munter zijn de weers- en sneeuwomstandigheden de eerste factor, het terrein de tweede en de mens de derde factor.
Maar ook deze drie factoren zijn bij nader inzien aggregaten van verschillende grootten. Ze zijn dan ook complex en kunnen alleen door iemand met een goed, geoefend en scherp inschattingsvermogen beoordeeld worden. Hieronder licht ik toe hoe je in de praktijk lawinegevaar kunt inschatten met behulp van de reductiemethode van Werner Munter.
3×3-FILTERMETHODE VOLGENS WERNER MUNTER
Bij zijn 3×3-methode richt Munter zich op de drie risicofactoren (criteria) om lawines te vermijden: omstandigheden, terrein en mens.
Hij beperkt zich echter niet alleen tot een simpele inschatting van deze drie criteria, maar legt daar nog eens 3 filters overheen. Die zorgen ervoor dat de blik op de verschillende perspectieven gericht blijft en dat er rekening wordt gehouden met de verschillende dimensies van het risico.
De focus van de drie filters ligt op regionale omstandigheden, lokale karakteristieken die ter plekke bekeken kunnen worden en op zonale omstandigheden die betrekking hebben op afzonderlijke hellingen en situaties. Munter combineert deze drie criteria vervolgens met de drie filters en komt tot een volledig beeld waarmee de risicosituatie beoordeeld wordt.
De volgende weergave geeft een overzicht van de daaruit resulterende velden van de risicomatrix van Munter.
Omstandigheden (weer en sneeuw) x regionaal
De weerobservatie levert zonder twijfel belangrijke aanknopingspunten voor de beoordeling van het lawinegevaar op. Met de regionale observatie bedoelt Munter de analyse van het lawinebericht, van het weerbericht, van informatie van lokale experts en vertrouwenspersonen ter plekke zoals gegevens van andere lokale bronnen.
Het lawinebericht geeft uitsluitsel over de totale situatie ter plekke en op verschillende hoogtes. De daarin opgenomen informatie over sneeuwhoogtes, de opbouw van het sneeuwprofiel en bijzondere gevaarlijke situaties geven een goed overzicht van de regio. Deze kan als basiskennis dienen, bijvoorbeeld voor welke skitochten en alternatieve tochten kunnen worden overwogen.
De weersvoorspelling kan erbij gehaald worden om meer informatie over de stabiliteit van de omstandigheden en de verdere ontwikkeling te krijgen.
Dankzij hun vaak tientallen jaren ervaring in het beoordelen van de situatie in een dal en/of regio, kunnen sneeuwexperts ter plekke informatie over eventuele bijzonderheden van het lokale landschap geven.
Omstandigheden (weer en sneeuw) x lokaal
Het lokale filter geeft tijdens de tocht alle informatie uit de directe omgeving aan, d.w.z. alles wat zich in het zicht bevindt. Hiertoe behoren de plaatselijke sneeuwcondities, de vorm van het terrein, windsnelheden, kritieke hoeveelheden verse sneeuw en alarmsignalen.
Het lokale filter kan gebruikt worden om informatie uit het lawinebericht te verifiëren en ontwikkelingen en tendensen te berekenen. Ook het lokale weer heeft een belangrijke invloed op toekomstige ontwikkelingen. De observatiecriteria zijn hier zicht en bewolking, wind, neerslag en temperatuur.
Met onze hoogtemeter kunnen we zien hoe temperatuur, luchtdruk en uv-straling afhankelijk van de hoogte in normale omstandigheden veranderen. Tijdens de tocht kan het ook nuttig zijn om op de hoogte blijven van de weersvoorspelling met behulp van een barometrische hoogtemeter.
Omstandigheden (weer en sneeuw) x zonaal
Het zonale filter zoomt nog verder in en richt de blik op afzonderlijke hellingen. De hoeveelheid verse sneeuw moet constant gecontroleerd worden met het oog op ‚triebschnee‘ (lagen verwaaide sneeuw). Hoe is het zicht op de helling en is er warmte door de zon? Welke besneeuwde oppervlakken zijn met elkaar verbonden, hoe groot zou een mogelijk losgekomen sneeuwplaat kunnen zijn?
Terrein x regionaal
De beste manier voor het analyseren van het terrein bij de tourplanning of de planning van mogelijke alternatieven is het gebruik van een topografische kaart op een schaal van 1:25.000 (naar de omrekentool voor schalen). Ook bestaat er van veel gebieden een groot aanbod aan gidsen en guidebooks die je informeren over interessante tochten en dreigende gevaren.
In sommige gevallen of als er geen geschikte topografische kaarten verkrijgbaar zijn, kun je belangrijke terreininformatie uit luchtfoto’s halen. Natuurlijk is het goed als je zelf ook kennis van terreinen hebt.
Terrein x lokaal
Ook hier staat de vergelijking tussen planningsinformatie en de lokale situatie centraal: komen mijn voorstellingen overeen met de situatie ter plekke? Een verrekijker komt bij het controleren van het reliëf, de dimensies, de openheid, de steilheid en eventueel de aanwezigheid van skisporen goed van pas.
Vooral bij al bestaande sporen moet je controleren of deze aangelegd zijn met behulp van terreininformatie of dat ze misschien over gevaarlijke passages lopen en er dus aanpassingen nodig zijn.
Terrein x zonaal
Controleer met het zicht op de nabije omgeving: wat bevindt zich boven/onder mij? Waar is het steilste deel van de helling en wat is de expositie van een helling? Ben ik in de buurt van een bergkam? Wat zijn de hoogtes en wat is de vorm of het reliëf van de helling?
Mens x regionaal
Relatief nieuw in de reductiemethode van Munster is dat hij ook de mens als factor meeneemt in zijn berekeningen. Deze factor onderzoekt de groepsdynamiek en de randvoorwaarden van de groep, omdat dit informatie geeft over de bereidheid om te presteren en risico’s te nemen.
Op regionaal niveau wordt in de planning geanalyseerd hoeveel personen aan de tocht deelnemen en wat hun fysieke en psychische gesteldheid is. Hoe staat het met de uitrusting en over hoeveel ervaring beschikken de leden? Kunnen alle leden van de groep het niveau van de skitocht aan? Wie is verantwoordelijk voor de groep?
Mens x lokaal
Bij de lokale analyse worden er tijdens een tocht geroutineerd en voortdurend gegevens verzameld: wie maakt deel uit van mijn groep, hoe ontwikkelen zich het prestatievermogen en de stemming? Hoe staat het met de uitrusting en heeft er een lawinepiepercontrole plaatsgevonden? Zijn er nog meer mensen op pad en moeten er afspraken gemaakt worden? Ligt de groep nog op schema (naar de tool om de duur van een tocht te berekenen) of wordt het tijd voor alternatieven?
Mens x zonaal
Het gaat hier concreet om de gemoedstoestand in de groep en het gedrag van andere groepen op de berg.
- Hoe is het gesteld met vermoeidheid, discipline en skitechniek van de groepsleden?
- Is windchill onderschat en bestaat er gevaar voor onderkoeling?
- Zijn er andere groepen op de helling geweest en zijn er daarom minder risico’s?
- Hoe kunnen de leiderschapstactieken worden aangepast? Moeten er afstanden worden bewaard, doorgangen worden overbrugd of sporen worden gevolgd?
- Is het misschien nodig om wachtruimtes te creëren of bepaalde hellingen te ontwijken?